He Willemien,
Ik weet niet wat er met me aan de hand is.
Nederland is tropisch warm, het is weekend dus, juist ik, ik zou me in mijn element moeten voelen met die vrijheid en die verzengende hitte……
En toch is dat niet zo.
Er hangt hier in huis “iets in de lucht”.
Sophie en ik zitten elkaar constant in de haren.
Ik voel dat ik haar veel te veel op de nek zit en ik kan het toch niet laten.
Zij is grenzen aan het ontdekken (ik dacht toch echt dat we die fase al doorlopen hadden, maar nee!) en ik ben weer grenzen aan het maken.
Joris heeft buien.
Hij gaat van engelachtig lief naar zenuwslopend claimend.
De dag begint rustig.
Gordijnen dicht en in huis is het lekker koel.
Ik trek een flodderjurkje aan en zet een lekkere bak koffie.
Langzaam worden we allemaal wakker, lekker hangend op de bank, kijkend naar de suffe tv.
Na de koffie trek ik de gordijnen opzij, sla de tuindeuren open en ik begroet de zon.
HeerlijK!
Het badje in de tuin staat al klaar om te vullen.
Sophie heeft het echter te warm en blijft voor de tv hangen.
Joris lummelt en kan zijn draai niet vinden.
Ik word van allebei kriegelig.
Ik wilde in mijn flodderjurkje zo graag een dagje “tuinen”. Lekker in en om het badje, af en toe een lekker koel glas drinken en verder niets.
Maar dat gaat niet lukken.
Sophie de verveling straalt van haar hoofd af. Ze duikt steeds voor de tv in dat koele huis en dat irriteert mij weer.
Joris lummelt nog steeds, veel te dicht, om mij heen.
Telefoon.
Een vriendinnetje van Sophie. Of ze komt spelen.
Sophie blij.
Dat is er in ieder geval al 1 die blij is.
Ik moet me nu dus aankleden, had ik geen zin in. Ik moet gaan fietsen, wilde ik niet. Ik moet het flodderjurkje uit en de lippenstift op. Daar had ik nou net geen zin in!!
Sophie en ik botsen weer. Voor de zoveelste keer.
Hoe fout kan een zonnige zondag gaan.
Maar we fietsen weg.
De wind in de haren doet ons eigenlijk wel goed. Sophie zit achterop en ik pak haar hand.
In stilte maken we het weer goed met elkaar!
Joris fietst voor ons uit.
Sophie en vriendin rennen de tuin in van vriendin.
Joris en ik fietsen weer naar huis.
Daar zit ik nu.
Een 12 –jarige, piemelnaakte jongen is in de weer met emmers water, bakken water, knuffelhonden, doekjes, knijpers en waslijnen en ik lees een boekje.
Het flodderjurkje heb ik inmiddels alweer aan en de lippenstift is vervaagd.
We gaan zo op de fiets Sophie weer ophalen, dat flodderjurkje houd ik gewoon aan, die lippenstift blijft eraf en dan rijden we meteen door naar de ijsboer.
Zo’n mislukte-toch-nog-goed-gekomen-dag verdient een ijsje!!
En weet je, dat wat hier in huis “in de lucht hangt”dat vertel ik je een volgende keer.
Want dat is weer een heel ander verhaal!!
Ha Esther,
Een van mijn grote liefdes is het lezen van thrillers, liefst Engelstalig.
Ik ben zo dol op suspense, maar ook zo ongeduldig.
Vaak kan ik me niet beheersen en scan ik stiekem de laatste bladzijde.
Vals dus van je om me in spanning te laten over wat er in de lucht hangt.
Ik zoek maar even afleiding omdat ik je ook wel iets heel moois te vertellen heb.
Ebel heeft namelijk goede weken.
De zomerzon lijkt hem altijd een grote impuls te geven.
Soms vraag ik me af of we toch niet moeten gaan emigreren naar zo’n zonnig en warm eiland.
Jij weet heel goed waar ik het over heb.
Vanochtend knalde de zon ons huis binnen.
Frances, Robbert en Bob sliepen uit.
Ebel en ik niet, we werden door de zon gelokt alsof we twee vogeltjes zijn.
Zo fietsen we ’s ochtends vroeg al naar de supermarkt voor allemaal lekker makkelijk zomer-eten.
Ebel zingt.
We zetten onze fietsen neer, Ebel pakt een kar, levert de flessen in, kijkt om en lacht naar me.
Er is een nieuw soort scansysteem in de winkel.
Voor veel mensen best lastig.
Niet voor mijn –zwaar verstandelijk gehandicapte – Ebel.
Die heeft het in een keer- zoals zo veel -door.
Hij laadt alles efficiƫnt en snel in, we staan zo weer buiten.
Ebel brengt de kar weg, vergeet het muntje niet, zoals een tijdje geleden nog het geval was. Hij komt terug en zet de boodschappen zo op de fiets dat ze er onderweg niet afkukelen.
Slim, snel en toch ook rustig.
Een gewone jongen van vijftien.
Bijna dan.
Ebel ziet een soort klein paaltje. Hij lacht naar me, loopt erheen en klimt erop.
‘Merlijn de tovenaar,’zegt hij.
Ik moet er meteen om lachen, in die film staat die tovenaar inderdaad op precies zo’n paaltje.
Ebel staat erop, heft een denkbeeldige dirigeerstok in zijn hand.
Hij gaat op zijn tenen op het paaltje staan en dirigeert zijn onzichtbare orkest.
Hij zingt mee met zijn schorre puberstem.
Hij doet het zo goed, ik moet heel hard lachen.
Iedereen kijkt naar ons.
Dit keer lacht iedereen mee.
Ebels stapt van het paaltje af, stapt op zijn fiets en rijdt voor me uit.
Ik bedenk de vreemdste gedachte ooit.
Nooit had ik in al die jaren kunnen denken dat ik dit ooit zou denken
De zon schijnt warm op mijn hoofd met daarin die bijzondere gedachte:
Ebel, je moet wel altijd een beetje raar blijven, anders is ons leven nooit meer zo leuk als nu!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten