woensdag 25 april 2012
Twee luie moeders....
Hé Willemien,
ik ben vandaag een luie moeder!
We gaan met de auto naar school. Ik in tennispakje, dat dan weer wel!
Eerst brengen we Sophie.
Het is maandagochtend en dan mogen we mee naar binnen. Da’s mooi want buiten valt de regen steeds harder naar beneden.
Sophie hangt haar jas op en drentelt wat rond. ’t Is leuk hoor, dat ik één keer in week mee naar binnen mag. Maar écht nodig?
Nee, die tijd is voorbij.
Dan loop ik, hand in hand, met die 14-jarige slungel, terug naar de auto. We rennen eigenlijk want de regen zet flink door.
Joris roept “Joehoe!!”, en zet de ruitenwissers op volle kracht en we rijden richting zijn school.
Onderweg gaat het steeds harder regenen.
We staan stil bij het stoplicht en ineens zie ik een meisje van de school van Joris midden op een kruispunt onderuit gaan.
Ik wil wat doen, bedenk hoe ik mijn auto zo snel mogelijk aan de kant kan krijgen in alle drukte maar zie dan ineens door de stromende regen haar moeder aan komen rennen.
Ze helpt haar dochter overeind, zet haar aan de overkant en met een lief duwtje in de rug fietst het meisje dapper door.
Ze heeft het syndroom van Down.
Ze mag en wil alleen naar school. Wat ze niet weet is dat haar moeder er vaak nog, stiekem achteraan fietst om te kijken of alles goed gaat.
De moeder loopt, druipend door de regen terug naar haar eigen fiets en kijkt nog een keer om naar haar dochter.
Hoe pijnlijk herkenbaar. Altijd nog zo’n laatste blik achterom om te kijken of alles wel écht goed gaat!
Hoe prachtig herkenbaar. Dat kleine liefdevolle duwtje in de rug dat we zo vaak moeten, nou ja, willen geven!
Ik kijk naast me.
Joris zet alle knopjes op het dashbord nog eens goed en regelt de temperatuur, de ruitenwissers en schakelt ondertussen óók nog voor mij.
Ik vraag het hem wéér eens: “Wil je ook een keer alleen op de fiets naar school?”
Verschrikt kijkt Joris me aan. Net als altijd.
Hmm, misschien ook niet helemaal het goede moment om te vragen als we net een schoolgenootje onderuit hebben zien gaan midden op het kruispunt.
Maar ik wist het antwoord ook al.
Joris is een hele goede fietser, hij stopt keurig bij ieder hoekje, zélfs daar waar hij voorrang heeft. Dit soms tot grote verwarring van de automobilisten….
Hij doet geen gekke dingen, stunt niet op zijn fiets en trapt dapper op de pedalen.
Zijn fiets is zijn lust en zijn leven.
Maar alleen op pad? Alleen naar school?
Ik betrap mjzelf erop dat ik het héél graag eens zou willen proberen. Gewoon, één keer, als proef.
Ik weet namelijk dat hij het kan. Hij weet de weg en hij kijkt goed uit.
Maar ook weet ik dat hij op dat ene hoekje zal blijven staan. Dat hij niet oversteekt tot hij achter zich een stem hoort die zegt “oké”…
Ik weet dat hij in de war zou raken van stoplichten die kapot zijn of van automobilisten die naar hem toeteren of die hem juist vriendelijk voor zouden laten gaan.
En Joris weet dat ook.
En dus wil hij niet en dus hoeft hij (nog) niet.
Joris zegt volmondig “nee”…. En schakelt naar de derde versnelling.
We komen aan bij school en het ‘gevallen meisje’ komt gelijk met ons het schoolplein oplopen.
Ze heeft de fiets aan de hand.
Een juf staat al op haar te wachten.
Ik loop mee naar binnen. Bij Joris doet niemand dat meer…. Behalve ik.
Joris vindt dat wél fijn, iedere maandagochtend.
Op weg naar buiten loop ik langs haar…”Wat ben jij knap”, zeg ik. Ze lacht.
Ik loop naar de auto. Ik rij naar huis en doe mijn tennispakje uit, het regende tóch te hard.
Ik zet een grote kop koffie en ga eens even écht lui zijn…
Op de één of andere manier vind ik ineens dat ik dat héél erg verdien!
Jij ook een bakkie!??!
Ha Esther,
Ik las je verhaal en er was zoveel herkenning met die moeder die achter haar dochter aanfietst.
Ik werd er even heel weemoedig van en ik wilde die moeder wel een bloemetje sturen met op het kaartje Voor jou, van een andere Schaduwmoeder.
Dat zijn we, bedacht ik namelijk, schaduwmoeders.
Moeders die altijd in de buurt moeten blijven, die nooit te ver weg kunnen gaan, die altijd een oogje in het zeil moeten houden en hun neus hun leven lang in de zaken van hun kinderen moeten steken.
Ik geloof dat er in Nederland geen misdaad meer te bedenken is waar je nog levenslang voor krijgt. We hebben het wel, en we hadden niets misdaan.
Ook Ebel wil graag op de fiets naar school.
Daarvoor moet hij dan naar een andere school, want die waar hij nu zit is twintig kilometer van ons huis verwijderd. Maar Ebel had zijn oog laten vallen op een andere school, een school waar hij jaren geleden een tijdje op proef meedraaide, een school met een wat hoger niveau dan die waar hij nu zit.
Hij vroeg me er een paar keer naar.
‘Ebel terug naar school achter Haren.’
‘Ik wil daar best eens over overleggen,’zei ik hem toe.
Dat deed ik. Eerst kaartte ik het eens aan bij een juf.
‘Ach, wat lief dat hij dat zegt,’ zei ze. Ze ging er niet eens serieus op in.
Haar kleutertoontje kwetste me.
Toen gooide ik een balletje op bij de teamleider.
‘Daar zitten jongere kinderen,’ was zijn antwoord.
En zo was de vraag die Ebel stelde met twee kleine zinnetjes afgedaan. Nu moet je wel weten dat Ebel echt nooit uit zichzelf zoiets vraagt, en met name zijn juf en teamleider hadden dat toch echt mogen weten. Wat had ik het prettig gevonden als ze even iets meer tijd en aandacht voor deze vraag zouden hebben genomen. Wat bedoelt Ebel eigenlijk, wat vraagt hij ons eigenlijk? Is er een manier waarop we hem misschien een beetje tegemoet kunnen komen?
Zoiets is daar teveel gevraagd.
En zo blijft Ebel voorlopig in de taxi zitten en fiets ik achter hem aan als we samen thuis zijn en een uitstapje maken. Ebel fietst heel snel, vaak verdwijnt hij dus ook even uit beeld om een hoek. En altijd trap ik dan net even ietsje sneller, kijk vast een beetje gespannen vooruit en altijd weer zucht ik even van opluchting als Ebel om die hoek geduldig op me staat te wachten.
Ik ben de schaduw van mijn zoon. Wat hij ook zelfstandig doet, ik ben in de buurt.
Een schaduw zie ik vaak als donker en somber, en het feit dat ik een schaduw moet zijn heeft ook veel te maken met het donkere en sombere stuk van mijn zorg. Maar een schaduw heeft ook een andere kant. Hij houdt je uit het felle licht als dat pijn doet aan je ogen, hij beschermt je tegen hitte die niet prettig meer is. In warme landen zie je dat juist de kleine en kwetsbare plantjes in de schaduw goed kunnen overleven.
En zo is ook dit beeld weer om te draaien van een zwaarder naar een positiever beeld!
En die meerwaarde van moeder zijn van een zorgintensief kind, dat je altijd overal een mooie draai aan kunt en aan moet geven, zodat je ook in de schaduw de zon goed kunt zien.
Mijn koffie is klaar, ik ruik hem. Ik neem een kopje en ga even in de zon in de kamer zitten.
Schaduwmoeders hebben dat hard nodig.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten