ha Esther,
We zijn er weer!
Door de zomervakantie lag alles rond de Moeders zonder Grenzen even stil.
Een paar dagen geleden spraken we elkaar eindelijk weer aan de telefoon.
We hebben de drukproeven voor ons boek gekregen en moesten natuurlijk even snel bijpraten en elkaar enthousiast vertellen dat het er mooi uitziet.
Heel mooi zelfs.
Terwijl we belden liep jij terug van de huisarts met Joris, niet erg hoop ik?
Ik hoorde je tussendoor tegen hem praten met dat rustgevende en onderhoudende toontje dat ik maar al te goed herken.
Ik praatte ondertussen op datzelfde toontje tegen Ebel die haast in een stuip geschoten was omdat ik net zijn favoriete roze trui in de wasmachine had gegooid. Dat mocht ook wel eens want die trui bleef bijna uit zichzelf rechtop staan, maar Ebel was het totaal niet met me eens.
En zo praatten we met elkaar en met onze jongens, alles door elkaar en we vonden het doodgewoon dat we dat zo deden.
Ha, ik werd er zo vrolijk van.
Ik voelde meteen dat ik mijn collega moeder zonder grens weer terug had.
Ik merkte dat ik je had gemist.
Elke week even stoom afblazen, even juichen over kleine succesjes, mopperen op onbegrijpende lomperikken, het is me zo dierbaar geworden.
Het gesprek bleef beperkt, want Ebel liet zich niet meer sussen.
Ik hoefde ook dat niet uit te leggen.
'Ebel begint nu echt te flippen hoor,' zei ik.
'Oké,' lachte je. 'We spreken of mailen wel.'
Niets, geen enkel woord van uitleg vroeg je.
Je weet gewoon hoe het is.
Ik stopte de wasmachine halverwege het programma en propte die stomme trui in de centrifuge.
Ebel stond er kritisch naar te kijken, als een blok beton met een donderwolk boven zijn hoofd.
Ik plukte de trui er nog vochtig uit.
Het leek wel alsof ik wasverzachter voor Ebel had gebruikt, zo zacht en ontspannen werd hij meteen toen hij zijn geliefde lapje wol terughad.
Hij trok meteen die kriebelige en half natte trui nog aan en zuchtte van geluk.
'Hij is zo prachtig,' zei hij en hij lachte van oor tot oor.
Rare vent, dacht ik of eigenlijk nog een beetje erger maar dat schrijf ik toch maar niet op.
Stel je voor dat iedereen zou lezen dat ik naar mijn zoon in zijn vochtige trui keek en dacht; wat ben jij ook ontzettend rare en gekke figuur.
Dat zou te ver gaan.
Maar goed, daar zat die rare figuur in zijn roze trui en ik had me ergens natuurlijk dood geergerd aan zijn overdreven gedrag maar omdat jij terug bent kon ik er een draai aan geven.
Zo, dacht ik namelijk meteen, het blog voor volgende week staat alweer in de steigers, de anecdote is binnen!
Nu ben ik weer thuis, draait de wasmachine en zit ik achter de pc.
Meteen een blogje naar jou.
Even die roze trui van me afschrijven.
Zo, weg is 't ie.
We zijn er weer!
He Willemien,
We zijn er weer.........??
Haha, dat heb je toch echt mis.
Ik was er allang weer.
Heel wat mailtjes zijn toch, al was het vakantie, die grote oceaan overgestoken.
Ik kan jou immers ALLES schrijven.
En mijn vakantie was dit jaar best ingewikkeld……
Die verhalen blijven tussen jou en mij. Die zijn niet voor publicatie geschikt.
Maar wat ik eigenlijk wil zeggen, ik heb jou ook gemist!
We hebben het boek dan af maar wij zijn nog lang niet uitgepraat!!!
En ja, we kwamen van de huisarts af, net, toen jij me belde.
Joris had namelijk een souvenier mee naar huis genomen, apenpokken.
Ooit van gehoord?
En waren daar muggen, heel veel muggen.
En Joris wordt geprikt, heel vaak en heel veel.
Zijn benen en armen worden er niet mooier op en de plekken zien er steeds lelijker uit, worden steeds groter en bovendien worden het er steeds meer.
Noemen we het eerst nog lachend “toeristenbenen”, het lachen vergaat ons nu toch wel.
Toch maar naar de dokter dus.
Op de gang van het ziekenhuis waar ik 12 jaar geleden ook stond, met Joris als kleine baby, sta ik nu met die lange lummel. Vol bulten en rare open wonden op zijn huid.
De gang ruikt nog hetzelfde.
Veel herinneringen komen weer boven.
Joris zijn gegevens komen zelfs nog uit die oude stoffige archiefkast tevoorschijn.
En dan mogen we naar binnen. Bij die dokter die we nog kennen van toen.
We schudden elkaar de hand.
Een rustige man die Joris eens bekijkt en meteen zegt dat hij het al ziet.
Daar hou ik van, geen geneuzel, duidelijkheid en to the point.
Volgens hem “was het een beest dat erop wachtte om bij Joris binnen te dringen en via de muggenbeten is dat nu gelukt”…..
Een fikse bacterie dus en we halen medicijnen. Zo simpel kan het zijn.
Ik wacht op meer maar dat komt niet.
Hij vraagt niet hoe het gaat, geen “social talk” en geen belangstelling verder.
Gek.
Hij kent mij, weet van Joris en heeft Sophie vlak na haar geboorte ook nog gezien.
Nee, een kritische blik, weinig oogcontact, een receptbriefje en we staan weer buiten.
Vreemd.
Met zonen, zoals die van jou en mij, moet je sterk in je schoenen staan en confrontaties niet uit de weg gaan.
Dit keer kwam er gewoon niets.
Ik durfde de confrontatie met het eiland, mijn eiland, weer aan.
Ik leer het weer opnieuw kennen, zie het door andere ogen.
Ik zie de voor-en de nadelen en zoals altijd blijft de stand gelijk.
Ik realiseer me nu ook voor het eerst echt, heel diep van binnen, dat het mij niet uitmaakt waar ik woon zolang ik Joris en Sophie maar in mijn buurt heb.
Waar zij zijn is mijn thuis.
En weet je, ik noem dat toch eigenlijk wel een beetje heel veel geluk hebben.
En dan heb ik jou ook nog, nou ja, wees eerlijk??
Hoe blij kan een mens zijn!!!
Dit keer met een dikke kus X
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten